Evert de Niet, directeur van de Groningse uitvaartvereniging “Algemeen belang” vraagt zich in 1995 af waarom dit zo moet. Mede ook omdat er steeds meer verzorgingshuizen komen, waar de rouwkamers overgenomen worden door uitvaartverzorgers. Deze halen op die manier veel opdrachten weg bij andere uitvaartverzorgers. Hij vindt nabestaanden, die de kat de bel aan willen binden (en dat is heel lastig) en start op 5 maart 1995 een proces.
De NUVU steunt dit proces, omdat ze duidelijkheid willen. De kantonrechter wijst op 6 februari 1996 de vordering af. Evert de Niet gaat in hoger beroep. Op 30 januari 1998 vernietigt de Rechtbank van Groningen het vonnis van de kantonrechter. CMO gaat hiertegen in cassatie bij de Hoge Raad. Op 3 december 1999 doet de Hoge Raad uitspraak. [Uitspraak Hoge Raad 3 dec 1999.pdf] Zij handhaaft het vonnis van het Gerechtshof. In het vonnis wordt gesteld dat noodzakelijke handelingen na overlijden voor rekening komen van de zorginstelling.